Het meisje met de halve ster – Judith Visser

Our Score


Judith Visser had al een behoorlijk aantal boeken op haar naam staan toen zij in 2019 definitief doorbrak met het prachtige, autobiografische Zondagskind, dat een vervolg kreeg met Zondagsleven (2022).

Met Het meisje met de halve ster realiseert ze haar wens om eindelijk een boek te schrijven over de Tweede Wereldoorlog, waar ze het idee voor een wolvenroman in opneemt. Een roman waarvoor ze ongelofelijk veel research heeft gedaan.

De half-Joodse Debra ziet zich in 1942 genoodzaakt om onder te duiken. Zij neemt een wel heel onorthodox besluit dat ertoe leidt dat ze Chaver tegenkomt, een wolf die uit de Rotterdamse Dierentuin is ontsnapt na het bombardement. Er ontstaat een diepgaande vriendschap. 

En hier zijn we precies op het terrein waar Vissers grootst kracht ligt. Geen ander  kan zich zo inleven in de ziel van een dier, en kan dit zo mooi beschrijven. Judith Visser legt diep contact met dieren. Ze laat ons echt in de kop van de wolf meekijken en meevoelen met zijn angst en radeloze paniek tijdens het bombardement.

Het boek bestaat uit twee delen met steeds korte hoofdstukken. Debra is de ik-figuur, maar tussendoor staan hoofdstukken en met Chaver in de hoofdrol. Hierin duikt de auteur diep in de ziel van de wolf.
De hoofdstukken zijn soms zo kort dat ze maar minder dan een halve pagina beslaan. Omdat elk hoofdstuk weer op nieuwe pagina begint, ontstaan er veel lege stukken, veel pagina’s die voor meer dan de helft leeg zijn. Hierdoor bereikt het boek dan wel een respectabel hoog aantal pagina’s, maar hadden er wel 100 minder kunnen zijn.

De mooiste delen zijn die met de wolf in de hoofdrol, en die over de liefde tussen mens en dier in uitzonderlijke omstandigheden. De rest van het verhaal is zeker ook mooi geschreven, met veel emotie en veel beeldspraak – zo is het bombardement op Rotterdam griezelig levensecht, de paniek, de  chaos is beklemmend – maar het raakt niet zo diep zoals de stukken over de vriendschap en diepe communicatie tussen wolf en mens. Vissers formuleert bedachtzaam, haar personages blijven meer aan de oppervlakte, ze zijn rechtschapen en blijven allemaal op elkaar lijken.  Terwijl zij ook wel in herhalingen vervalt, geeft ze vaak teveel uitleg, waardoor het soms een beetje onbeholpen overkomt. De door haar vaak gebruikte drie stipjes aan het eind van een zin dragen daar ook aan bij. 
Het duurt te lang voordat Visser bij de kern van haar verhaal komt. Dat is in het tweede deel en dan zijn we al over de helft van het boek. 

Om daar te komen sluipen er wat ongeloofwaardige elementen in het verhaal. Niet de vriendschap tussen Debra en Chaver, in geen geval, maar het zit in de ontwikkelingen die ertoe moeten gaan leiden dat de twee elkaar ontmoeten. Debra’s beslissing komt te plotseling, te geforceerd. De beschrijving van Debra’s pijnlijke ontberingen tijdens haar bijzondere onderduiktijd zouden nog menselijker zijn geweest als Visser het gemis aan hygiëne, en zeer waarschijnlijk van voldoende persoonlijke verzorging zou hebben opgenomen, net als Debra’s oplossing voor een plek voor bijvoorbeeld ontlasting. 
Maar dit doet niets af aan het geniale stuk dat dan volgt – het leven dat twee op elkaar aangewezen, gevluchte zielen met elkaar opbouwen, is weergaloos en ontroerend beschreven. Visser maakt Debra’s groeiende wanhoop diep volbaar, de schrijnende ontwikkelingen naar het slot toe kunnen niemand onberoerd laten.

Leuk detail dat we aan het eind een bekende tegenkomen. En dan is de cirkel rond.

HarperCollins 2023
461 pagina’s

(Visited 7 times, 1 visits today)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *