Een stand alone van Coben, die bevallen me altijd het best omdat ze het kop en schouders uitsteken boven zijn series met Myron Bolivar.
Kort na elkaar verdwijnen er twee tieners, klasgenoten van elkaar. Een meisje dat op school vreselijk wordt gepest en daarna een van de populairste jongens uit de klas. Strafrechtadvocate Hester Crimstein maakt zich zorgen en schakelt Wilde in -als een soort ervaringsdeskundige – om te helpen bij het opsporen van beide pubers.
Wilde dankt zijn naam aan het feit dat hij dertig jaar geleden als kind gevonden is in de bossen. Niemand wist wie hij was, hijzelf ook niet. Hij is altijd een einzelgänger gebleven, met een gouden hart, maar ook met de nodige aanpassingsproblemen.
De titel van het oorspronkelijke boek is The boy from the woods, voor de de Nederlandse versie is dit vertaald als Wild. Waarom niet Wilde, zoals de jongen genoemd wordt?
Wilde heeft tegenstrijdige kanten. Hij is nog steeds een natuurmens, hij leeft in het bos, alleen, buiten, hij bezit slechts een geminimaliseerd aantal spullen, maar aan de ander kant beschikt hij over de meest geavanceerde technische snufjes en hulpmiddelen.
Het verhaal kabbelt voort. Ik vind het niet heel erg spannend, schijnbare politieke intriges maken het niet beter. Maar we leren de personages wel goed kennen. Ze hebben allemaal wel iets ongrijpbaars, en het is maar de vraag of ze steeds eerlijk zijn. Dat er geheimen zijn, is duidelijk.
Coben besteedt een klein verhaallijntje aan Wilders halfhartige zoektocht naar zijn familie, zijn herkomst. Helaas leidt dit niet tot resultaat en komen we niets over hem te weten.
Uiteindelijk arriveren we bij de plot die wel dieper gaat dan de oplossing van de verdwijningen. Coben zorgt ook nog voor een leuk staartje, maar het lijkt alsof het echte vuur ontbreekt. Het verhaal schittert niet, het blijft een beetje tam. Dit ben ik niet van deze auteur gewend.
Jammer.
De Boekerij 2020
397 pagina’s