Het boek start met een heel pakkende proloog, waardoor alleen maar vraag na vraag opgeroepen wordt. Direct zit ik midden in het verhaal.
De duw wordt verteld door Blythe, waarbij ze zich rechtstreeks richt tot Fox, haar man en ook Violets vader. Haar relaas wordt op enkele momenten onderbroken met stukken over Etta en Cecilia, Blythe’s oma en moeder. Audrain geeft hiermee een kijkje in Blythes familiegeschiedenis, en dan voornamelijk over de moeizame moeder-dochterrelaties, die kenmerkend lijken te zijn door de generaties heen.